Achtergrondinformatie Judo

Judo is een vechtsport. Je mag daarbij aanvallen en verdedigen. Je leert hoe je een ander kunt laten vallen (werpen) en hoe je de ander op de grond kunt houden (houdgrepen).

Het aanvallen en verdedigingen wisselen elkaar af. Het is eigenlijk vechten zonder gemeen te zijn. Judo is een Japanse sport. Tijdens een judoles worden er ook enkele Japanse woorden gebruikt. Je leert dus een klein beetje Japans praten.

Mensen die judo doen heten judoka’s. Judoka’s zijn heel beleefd voor elkaar. Als ze met elkaar gaan judoën, maken ze eerst een buiging voor elkaar. groeten noemen ze dat. Ook na afloop maken ze weer een buiging voor elkaar. Met judo leer je in de eerste plaats hoe je zonder pijn kunt vallen. Dat heet valbreken. Je leert verschillende judoworpen. Er bestaan: beenworpen, heupworpen, schouderworpen, armworpen en offerworpen. Op de grond leer je om iemand met sterke houdgrepen stevig vast te houden. Bij houdgrepen moet je iemand zo vasthouden dat hij met zijn rug op de mat ligt zonder dat hij kan ontsnappen. Om iemand met de rug op de mat in een sterke houdgreep te krijgen, moet je iemand eerst om kunnen kantelen. Ook die trucjes leer je bij de judoles. 

“Ju-do” betekent letterlijk zachte weg. Het Japanse woord “Ju” betekent zacht. Het Japanse woord “Do” betekent weg. Het “Ju” van Ju-do Judo is ontstaan uit de andere Japanse vechtsport Jiu-jitsu. De Japanner Jigoro Kano, geboren in 1860 deed Jiu-jitsu. Jigoro Kano was niet zo groot en sterk en moest het vooral van zijn slimheid hebben om van zijn tegenstanders te kunnen winnen. Hij deed dat door gebruik te maken van de kracht van zijn tegenstander. Het meegeven met de kracht van de tegenstander, werd het sterkste wapen van Jigoro Kano. Hij vergeleek zichzelf met een dunne rietstengel, die bij een storm niet brak omdat het meeboog met de wind. Hoe de storm ook beukte, nooit kon de wind de dunne stengel breken omdat het meegaf met de wind. Terwijl de grote sterke bomen door de storm als luciferhoutjes waren gebroken, was het de kleine rietstengel die na de storm weer rechtop ging staan. 

Jigoro Kano begon op 22 jarige leeftijd een eigen sportschool en noemde het de Kodokan Judo School. Hier leerde hij zijn leerlingen vooral mee te geven met de kracht van de tegenstander. Dit was het begin van het judo.

Het woordje “Ju”geeft dus het meegeven weer. Je probeert je aan te passen aan de bedoelingen van je tegenstander. Trekt hij aan je, dan moet je niet terugtrekken maar duwen. Duwt hij tegen je, dan moet je niet terugduwen maar trekken. Je leert hoe je moet meegeven met de kracht van je tegenstander. Je bent dan die rietstengel die meebuigt met de wind. De tegenstander krijgt geen vat op je, je glipt hem letterlijk door de vingers.

Het “do” van Ju-do Het woordje “do” betekent letterlijk weg. Het is de weg die je gaat, om jezelf beter te maken. Jigoro Kano wilde met zijn judo, dan ook wat anders bereiken dan alleen maar tegenstanders uitschakelen. Hij wilde de mensen leren hoe je goed gebruik kan maken van je lichaam en geest. Bij judo leer je dat door het spel van aanval en verdediging te spelen. Dit judospel vormt je. Zo kun meehelpen aan het geluk in de wereld. Dat is het uiteindelijke doel van Judo. 

Meer informatie is te vinden op de volgende sites:

nl.wikipedia.org/wiki/Judo

www.jbn.nl/judo/over+judo/cDU450_Geschiedenis+Judo.aspx

www.judoinfosite.nl/NL/index.htm

www.judo.startpagina.nl